2016: versobering KLM pensioen
Eind 2014 zijn KLM en arbeidsvoorwaardelijke partijen overeengekomen om de per 2015 ingaande versoberde pensioenopbouw zoveel mogelijk te repareren. De overheid beperkte met ingang van 1 januari 2015 o.a. het opbouwpercentage voor het pensioen van 2,15% naar een maximum van 1,875% van de pensioengrondslag.
Grondbonden en KLM zijn in de loop van 2014 in gesprek gegaan om te proberen een uitweg te vinden. Dit heeft geresulteerd in het optuigen van de ‘deelnemersbijdragecompensatie regeling’ (DBC).
Opzet van de DBC was de pensioengrondslag te verhogen door een deel van de werkgeversbijdrage voor het pensioen op het salaris van de werknemer te storten. Hierdoor nam het brutosalaris waarover pensioen werd opgebouwd toe. Tegelijk steeg de pensioenpremie van de werknemer met eenzelfde grootheid. Beide effecten waren exact in evenwicht. Het kostte KLM geen extra geld, de werknemer behield hetzelfde nettosalaris maar bouwde wel een hoger pensioen op.
Door de DBC regeling kwam de relatieve pensioenopbouw uit op 2,07% t.o.v. de 2,15% in 2014. Deze geringe achteruitgang in de opbouw was voor ons duidelijk te prefereren boven de door de overheid gemaximeerde 1,875%. Een verbetering van maar liefst 10,5%.
Bij het overeenkomen van de DBC-regeling eind 2014 werd afgesproken dat deze alleen voor 2015 zou gelden. Een verlenging was mogelijk indien partijen een zogenaamde ’toekomstbestendige pensioenregeling’ zouden overeenkomen. Voor KLM hield dit met name in dat het risico op een (oneindig hoge) bijstortverplichting door tekorten in het pensioenfonds zou worden beperkt. Een dergelijke regeling kan in theorie de KLM omver trekken.
In april 2015 heeft KLM een voorstel gedaan aan werknemers voor een nieuwe toekomstbestendige pensioenregeling. Zij stelde een overgang voor naar een Collectieve Defined Contribution regeling (CDC). In deze regeling wordt een vaste pensioenpremie afgedragen zonder een overschotten en tekortenregeling. Hierdoor komt het risico van tekorten in het pensioenfonds geheel bij de werknemers te liggen.
Het overleg in 2015 heeft zich o.a. toegespitst op een aantal voor werknemersorganisaties belangrijke punten.
Ten eerste is gesproken over een door KLM te betalen ‘bruidsschat’ voor de afkoop van het risico op bijstorten als de dekkingsgraad van het pensioenfonds door een kritische waarde zou zakken.
Ten tweede was het voor de grondbonden belangrijk dat soortgelijke afspraken zouden worden gemaakt binnen alle drie de domeinen die KLM rijk is (grond, cabine en vliegers). Buiten dat wij hechten aan een gelijkwaardige behandeling van de drie domeinen bestond de angst dat tekorten in het pensioenfonds van cabine of vliegers en de daaruit volgende bijstortverplichtingen de KLM alsnog omver zouden kunnen trekken.
Omdat er eind 2015 nog geen uitzicht was dat er bij cabine en vliegers binnen afzienbare tijd een toekomstbestendige afspraak zou liggen hebben de grondbonden aangegeven pas verder te willen praten nadat de contouren van een nieuwe regeling van iedereen duidelijk zouden zijn.
Omdat er nu in december 2015 nog geen toekomstbestendige regeling is afgesproken heeft KLM besloten de DBC regeling per 1 januari 2016 niet te continueren.
Wij betreuren dit door haar genomen besluit. Werknemers worden nu geconfronteerd met een pensioenopbouw van omgerekend 1,895%. Dit is een verlaging van de pensioenopbouw van ca. 10% t.o.v. 2015 terwijl continuering voor geen der partijen financiële consequenties zouden hebben.
KLM heeft aangegeven dat indien er in 2016 alsnog een in haar ogen toekomstbestendige pensioenregeling wordt afgesproken een DBC regeling hier mogelijk deel van uit kan maken.
Wij zullen ons hard maken om zo evenwichtige mogelijke pensioenafspraken te maken voor 2016 en de DBC regeling in ere te herstellen.
Voor ons geldt dat pensioen uitgesteld loon is. De pensioenpremies die zowel door werknemer als werkgever betaald worden zijn een salarisbestanddeel. Wij staan daarom op het standpunt dat indien lagere pensioenpremies benodigd zouden zijn door een lager opbouwpercentage de premievrijval naar de werknemer moet gaan.
Het NVLT bestuur